van gebouw
        
        Meten is weten. Maar om bijvoorbeeld de 
        
goothoogte 
        van de 
voorgevel 
        te meten moet je eerst weten van waar af je meet. 
        Vanaf straatniveau, natuurlijk. Of iets preciezer: vanaf het 
        
maaiveld. 
        Is het nu duidelijk? Nee. Wanneer het huis aan een 
        
steile 
        straat staat, helt ook het maaiveld. Dan maakt het nogal wat verschil of  
        je vanaf het hoogste punt meet of van het laagste uitgaat. Daarom is afgesproken: 
        het 
peil van een gebouw is de hoogte van het maaiveld vóór de 
        hoofd
ingang. 
        
Met dit uitgangspunt kun je gaan meten: de goothoogte, de 
        
nokhoogte, 
        het vloerpeil van de begane grond, van de kelder en de vliering. 
        
Volledig onafhankelijk hiervan is de 
        
bouwlaaghoogte: 
        dat is niet het 
        vloerpeil ten opzichte van het peil van het gebouw, maar de afstand tussen de balklagen.
        
        
        Er is een verwaarloosd probleem met het peil. Wanneer de bestrating vernieuwd wordt, 
        neemt men niet de moeite om zoveel oud zand weg te halen, dat het peil gelijk blijft. 
        Daardoor blijft het huis hetzelfde, terwijl het peil stijgt. Daardoor vermindert bijvoorbeeld de goothoogte ietsje. 
        Dat laatste is niet erg. Er is wel een groot probleem 
        bij diverse bescheiden 
        
rijksmonumenten
        waarbij het peil in de loop der eeuwen zoveel gestegen is, 
        dat het regenwater bij een flinke bui  
        over de 
        
drempel 
        naar binnen stroomt. Het verhogen van die drempel is geen optie wanneer je nu al moet bukken voor 
        het 
deurkalf.    
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (02-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders